BMX | Levi Weidmann

Levi is een professionele BMX’er en, niet te vergeten, ook nog student werktuigbouwkunde. Zijn interesse in de sport groeide in het skatepark in Delft en de banen van Skateland. Wat begon als kleine jongen met zijn broer en de fiets meegaan op straat, groeide al snel uit tot een passie die hem naar wereldpodia voert. In dit interview duiken we dieper in Levi’s reis door de wereld van BMX, zijn unieke stijl en hoe de straat zijn podium werd in een sport die eindelijk Olympische erkenning krijgt.

Wie ben je?

Ik ben Levi, fulltime BMX’er en zit daarnaast nog op school, werktuigbouwkunde in mijn laatste jaar. Op mijn achttiende ben ik vanuit Delft naar Eindhoven verhuisd, omdat ik hier betere faciliteiten heb voor BMX. Hier kan ik met een Nederlands team trainen. Sinds ik tien ben ging ik ook eigenlijk elke week wel naar Skateland in Rotterdam, omdat het dichtbij Delft was. Dus ik ben er niet opgegroeid, maar daar wel veel progressie gemaakt in het fietsen en veel geleerd.

Hoe ben je begonnen met BMX?

Ik ben begonnen door m’n broer. Hij doet het nu nog af en toe, maar niet zo fanatiek als ik. En eigenlijk altijd met vrienden gedaan. Nu nog steeds zijn we eigenlijk met alle BMX’ers uit Nederland wel bevriend.

Wat was het moment dat je wist dat BMX bij jou paste?

Eigenlijk vanaf het begin al. Vroeger wanneer ik van iets heel kleins afreed, dacht ik al “Ah dit is echt vet”. Dikke adrenaline kick. Het is zo vrij. Je kan doen wat je wil. Alle trucjes, je kan zelf bepalen wat je doet. Ik heb altijd gevoetbald en dat vond ik ook heel leuk. Maar ik denk dat BMX het was voor mij, omdat het gewoon heel vrij is. Wat je doet, wanneer je het doet, hoe je het doet. Dat vind ik ook het leukst. Je kan heel creatief zijn in wat je doet en je kan zelf trucjes bedenken. Als je de obstakels in het skatepark bijvoorbeeld anders gebruikt dan de rest. Iedereen heeft daar weer zijn eigen ding in en je inspireert elkaar.

En heb jij een eigen stijl?

Ja, ik denk dat ik me vooral onderscheid in dat ik heel makkelijk rondjes draai in de lucht. Dus ik ben goed 720’s, twee rondjes in de lucht. En dan kan ik ook trucjes in die 720’s doen, het stuur omdraaien bijvoorbeeld.

Weet je nog de eerste keer dat je een wedstrijd hebt gespeeld?

De eerste echte wedstrijd waar ik naartoe was gegaan, was in Deventer. Toen was ik veertien en deed ik met junioren mee. Die had ik toen gewonnen en toen dacht ik: Ik doe voor de grap ook bij professional mee, dus bij de oudere gasten. Dat is gewoon leuk en dan zie ik wel ver kom. Daar was ik uiteindelijk tweede geworden. Én we hadden we ook nog een Best Trick, dus dan mag je zelf kiezen wat je voor trucje doet, en maar één truc telt voor de jury. Toen had ik ook die best trick gewonnen en dacht ik van “Oh ja, dat kan wel wat worden.”

Is er ook een keer geweest dat de straat je podium was?

Jazeker, want mijn broer is dus meer een street rider. Ik was altijd eigenlijk de enige die op park reed, dus we gingen vaak de straat op om dingen te filmen. Als ik nu op straat loop en ik zie iets waar je op zou kunnen BMX’en, denk ik ook “het zou echt vet zijn om dit te doen.” En dat gaat er ook niet meer uit. Al vanaf het begin dat je gaat BMX’en, ga je dingen op straat anders zien. Je ziet alles als een skatepark en gaat je fiets nog net niet halen. 

Wat vind je het leukst aan je sport?

De creativiteit en de vrijheid. Heel de tijd bezig zijn met jezelf proberen te verbeteren. En wat leuk maar ook moeilijk is, is wanneer je een blokkade krijgt bij een nieuwe truc omdat je het eng vindt. Aan het begin is het helemaal niet leuk. Maar als je het dan eenmaal gedaan hebt, dan geeft dat zo’n kick. Echt een overwinning.

Is er plek op straat die van jou voelt?

Dat is een lastige. Het skatepark in Delft zou ik wel omschrijven als een stuk van mij, omdat ik daar ongeveer zeven jaar elke dag ben geweest.

Hoe raak je geïnspireerd door de straat of daarbuiten?

Dat je dingen gaat zien om op te BMX’en en daardoor gelijk weer zin krijgt. En vooral toen ik jonger was in het skatepark. Mijn broer trok met oudere gasten op, en toen dacht ik altijd, als jullie dat trucje kunnen, kan ik het ook. Dan gewoon heel vaak proberen en dan lukt het vanzelf wel.

Wat voor uitdagingen ben je tegengekomen bij het beoefenen van je sport?

Voornamelijk omgaan is met blessures, die zijn er nogal vaak. Ik denk dat ik nu vijf of zes keer mijn enkel heb gebroken, een keer operatie aan mijn schouder heb gehad. En een hele erge herenschudding, waardoor ik twee maanden in een donkere kamer moest liggen. Dat was echt wel pittig. Om daarna weer de trucs te doen waar je mee gevallen bent, is ook moelijk. Een soort van trauma.

Ook is de druk op wedstrijden best wel moeilijk, omdat je twee keer één minuut krijgt en daarin eigenlijk niks fout mag gaan als je zit in de absolute wereldtop. Als je dan wel een foutje maakt, weet je al dat je niet in de finale zit. En dat is bij voetbal bijvoorbeeld anders. Als je een verkeerde bal geeft, kan je dat herstellen in die 90 minuten. Maar wij reizen dan bijvoorbeeld naar China om twee keer een minuutje te fietsen. Als het dan misgaat, ben je ook klaar voor heel de week. Als je net je dag niet hebt of je glijdt een keer van je trappers, terwijl je het al een jaar lang elke dag doet, ga je weer naar huis.

Dat lijkt me erg moeilijk. Vooral aan het begin van die minuut. Dan weet je al dat het over is en moet je toch doorgaan.

Ja, ik had dat op het WK een maandje geleden in Glasgow. Het regende de hele tijd. Toen ik m’n eerst run reed, gleed in na mijn tweede trucje van mijn trapper af. Ik ben meteen doorgegaan, maar het was ook met live scores. Dus ik zag mijn score al binnen komen. Daarna ging het weer regenen en moest ik twee uur wachten voordat ik de tweede run kon rijden. Toen dacht ik wel, “ik hoef ook niet meer”. Maar ik heb wel mijn run gereden, precies zoals ik wilde, en die scoorde echt heel goed. Dat is wel weer fijn om mee naar huis te nemen.


Wat betekent de uitdrukking “The Street Becomes The Stage” voor jou?

Vroeger was het BMX nog niet Olympisch, en werden we meer gezien als hangjongeren. Nu worden we serieuzer genomen en  meer in de spotlight gezet. Het wordt eindelijk gezien als topsport, terwijl het vroeger ook topsport was.

Hoe zie jij graag de toekomst van Urban sports, en specifiek BMX voor je?

Ten eerste ben ik al heel blij dat het nu Olympisch is. Daardoor is er zeker meer bekijks vanuit buiten de sport. Er zijn nu WK’s en EK’s die uitgezonden worden op TV. Daardoor kijken er meer mensen die er niks mee hebben, terwijl dat vroeger minder gebeurde. En ik hoop dat het in de toekomst alleen maar groter wordt. Dat er meer plekken op de Olympische Spelen komen en dat er vanuit landen meer geïnvesteerd wordt in het BMX, waardoor we met zijn allen kunnen groeien in de sport.

Wat wil je meegeven aan iemand die net start met BMX?

Vooral je plezier erin houden. Echt doen wat je zelf leuk vindt, qua trucjes. Lekker met vrienden BMX-en. En als het niet lukt, opstaan. Want op een gegeven moment lukt het wel. Je moet doorzetten. Het belangrijkste is dat je gewoon plezier hebt in wat je doet. Dus of je nou de beste bent of dat je net begint, het maakt niet uit. We doen het allemaal voor hetzelfde en iedereen helpt elkaar daarin.

Is er nog iets waar jij naartoe werkt?

Ik ben hard mijn best aan het doen om te kwalificeren voor de Olympisch qualify series, dus dat is nog een stap voor de Olympische Spelen. Daar zijn we als Nederland nu hard voor aan het werk, en hopelijk lukt dat. Ik hoop het ook.